Mijn cliënt en de anderen. Beroepsethiek in het sociaal domein

Lezing voorjaarscongres Divosa, Maastricht 15 juni 2017

“Frontlijn ambtenaar is een vak vol morele dilemma’s, die ingewikkelder zijn dan die van de advocaat of de medisch specialist. Op weg naar een inclusieve samenleving met een inclusieve arbeidsmarkt zullen deze dilemma’s groter worden. Dat is geen reden om die kant niet uit te gaan. Het is wel een reden om u bewust te blijven van de ethische voetangels en klemmen op de route.”

Ga voor een verslag van het congres naar de website van Divosa

Op weg naar een burn-out samenleving?

“En zo kwamen we terecht in de rechterkant van het kwadrant; in een samenleving met actieve solidariteit: een participatiesamenleving.
In die participatiesamenleving nemen we zo veel mogelijk afscheid van gespecialiseerde instellingen waarin mensen werden verzorgd. Verzorgingshuizen zijn in Nederland afgeschaft. Ouderen moeten zo lang mogelijk thuis blijven wonen en moeten daar worden verzorgd door hun volwassen kinderen, neven of nichten, buren en eventueel vrijwilligers. Pas in laatste instantie – als er echt medische dingen aan de hand zijn – kan een beroep worden gedaan op betaalde hulpverlening aan huis en pas in allerlaatste instantie kan men terecht in een verpleeghuis.”

Op weg naar een burn-out samenleving? Lezing voor het Vlaams Parlement, Brussel 12 juni. Powerpoint

 

Waartoe zijn wij op aarde?

Bij de presentatie van: Frederik van Dalfsen, Marijke Synhaeve en Elsemieke Hoet, Pionieren in participatieland, Berenschot/NGB, Utrecht 2017. 29 maart 2017

Waartoe zijn wij op aarde? Mijn oudere katholiek opgevoede collega’s weten nog waar die vraag eigenlijk vandaan komt. Ze komt uit de schoolcatechismus die tot halverwege de jaren zestig werd gebruikt op katholieke basisscholen. Het antwoord luidde: Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.

Tegenwoordig kennen wij de vraag vooral van heidagen, waarin bestuurders van organisaties zich gaan beraden op hun mission statement. Dat ze niet alleen willen weten of ze ‘de dingen die ze doen goed doen’, maar ook de vraag op tafel leggen ‘of ze wel de goede dingen doen’. Dat kan heel gevaarlijk zijn. Het kan leiden tot woningcorporaties die winst willen maken met derivaten, of een schip aanschaffen om dit uit te baten als hotel, restaurant en conferentiezaal. Thuiszorgorganisaties die miljoenen investeren in tv kanalen en beeldtelefoons. MBO-bestuurders die zich moeten beraden op nieuwbouw voor hun studenten en dan besluiten niet te kiezen voor ‘een standaardoplossing’, maar voor ‘huisvesting als middel voor identiteit en stimulering van onderwijsvernieuwing’ tegen drie maal zo hoge kosten.

Uit het mooie boek van Van Dalfsen, Synhaeve en Hoet dat hier vandaag gepresenteerd wordt, leren we dat gemeentebestuurders tegenwoordig ook worstelen met de vraag waartoe zij op aarde zijn. De ultramoderne opvatting luidt dat gemeentebestuurders vooral ruimte moeten bieden aan burgers en burgerinitiatieven en dat zowel bestuurders als ambtenaren moeten leren ‘op hun handen te zitten en niet in de weg te lopen’. Burgers, zo luidt de ultramoderne visie, doen het namelijk allemaal liever zelf. Lees verder

Gratis werk

Lezing over de grens tussen vrijwilligerswerk en reguliere arbeid. Conferentie ‘De zin en onzin van de Rotterdamse Tegenprestatie’.

“De verzorgingsstaat was een schild voor de zwakken, een ontlasting voor hun niet-kwetsbare familieleden. De verzorgingsstaat was ten slotte een banen-generator. De verzorgingsstaat creëerde een grote hoeveelheid banen waarin niet alleen, maar toch vooral heel veel vrouwen werk vonden. Vrouwen konden aan de slag in de kinderopvang en de naschoolse opvang terwijl andere vrouwen elders gingen werken. Vrouwen gingen betaald werk doen als verzorgende, diëtiste of activiteitenbegeleidster in verpleeg- en verzorgingshuizen. Mannen, maar ook veel vrouwen werden bijstandsmaatschappelijk werker bij de sociale dienst. Vrouwen die voorheen onbetaalde armenzorg zouden hebben gedaan voor de diaconie of de raad voor de kinderbescherming konden nu een echte baan vinden met een salaris en met carrière mogelijkheden. Hoe mooi dat was kunnen we lezen in de memoires van maatschappelijk werkster Marie Kamphuis, die haar opleiding tot sociaal werkster afrondde in de jaren dertig en er als een van de weinigen al voor de verzorgingsstaat in slaagde een betaalde baan te vinden. Ze vertelt hoe blij ze daarmee was: Lees verder en bekijk de powerpoint

Lotte zoekt werk. Pleidooi voor behoud professionele hulp

Liever geholpen door een betaalde hulpverlener dan door een buurvrouw of vrijwilligster die hulp biedt
uit naastenliefde tegen wie je ‘dankjewel’ moet zeggen, meent Margo Trappenburg. Een pleidooi tegen de beweging van de participatiesamenleving in – voor het behoud van het opleiden tot professioneel helper.

Lotte zoekt werk, lezing verschenen in Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, winter 2016

Wat als ‘voltooid leven’ een groot succes wordt?

Het zou gaan om een kleine groep mensen. Niet ziek. Niet dementerend. Alleen heel erg oud en der dagen zat. Volledig autonoom, niet onder druk gezet door familie of andere verzorgers. Een persisterende doodswens, maar geen indicatie voor euthanasie. Die mensen mogen we niet in de kou laten staan vindt het kabinet.
Vraag voor in de verkiezingstijd. Stel dat we deze mogelijkheid aanbieden: een milde dood op bestelling na een toets door een stervensbegeleider, zonder specifieke leeftijdsgrens. Dat zou best eens een gat in de markt kunnen zijn. …

Lees verder: Wat als ‘voltooid leven’ een groot succes wordt? column in PM Publiek Denken, december 2016

Tussen kantklosprincipe en minibieb. Dubbelinterview in Bestuurskunde

Rixt Riemersma & Thomas Schillemans in gesprek met Menno Fenger en Margo Trappenburg over de participatiesamenleving
Bestuurskunde 2016 (25) 3

“In de participatiesamenleving moeten/mogen mensen veel zelf doen. Dit leidt tot een fundamentele herijking van de rol en de principes van de verzorgingsstaat. In hun recente oraties zetten de hoogleraren Fenger en Trappenburg dit onderwerp verder op de kaart. En, hoewel ze beiden het belang van lokale kennis en goede samenwerking onderstrepen, komen ze daarbij tot een radicaal andere waardering van het verschijnsel. Waar Trappenburg ons oproept om eens ‘nee’ te zeggen tegen al dat participeren’, daar wil Fenger juist onderzoeken hoe het ‘eigenaarschap van publieke instituties’ in de verzorgingsstaat ‘dichter bij burgers’ kan worden gebracht. In dit artikel resumeren en confronteren we deze beide perspectieven op de toekomst van de verzorgingsstaat.”

Lees het interview hier