Lezing over de grens tussen vrijwilligerswerk en reguliere arbeid. Conferentie ‘De zin en onzin van de Rotterdamse Tegenprestatie’.
“De verzorgingsstaat was een schild voor de zwakken, een ontlasting voor hun niet-kwetsbare familieleden. De verzorgingsstaat was ten slotte een banen-generator. De verzorgingsstaat creëerde een grote hoeveelheid banen waarin niet alleen, maar toch vooral heel veel vrouwen werk vonden. Vrouwen konden aan de slag in de kinderopvang en de naschoolse opvang terwijl andere vrouwen elders gingen werken. Vrouwen gingen betaald werk doen als verzorgende, diëtiste of activiteitenbegeleidster in verpleeg- en verzorgingshuizen. Mannen, maar ook veel vrouwen werden bijstandsmaatschappelijk werker bij de sociale dienst. Vrouwen die voorheen onbetaalde armenzorg zouden hebben gedaan voor de diaconie of de raad voor de kinderbescherming konden nu een echte baan vinden met een salaris en met carrière mogelijkheden. Hoe mooi dat was kunnen we lezen in de memoires van maatschappelijk werkster Marie Kamphuis, die haar opleiding tot sociaal werkster afrondde in de jaren dertig en er als een van de weinigen al voor de verzorgingsstaat in slaagde een betaalde baan te vinden. Ze vertelt hoe blij ze daarmee was: Lees verder en bekijk de powerpoint